Sprinkhanenplaag op komst.

In het nieuwe visioen dat Mozes kreeg werd hem uitgelegd wat de bedoeling was van de plagen van Egypte en tegen we ze gericht zijn. Omdat farao zijn gegeven belofte niet nakwam het volk te laten gaan, volgde er een nieuwe plaag. Mozes staat al samen met Aäron opnieuw bij farao en is klaar om een nieuwe plaag aan te kondigen. Dit wordt het achtste teken voor Israël dat de Ene aanstuurt op hun bevrijding uit de slavernij van Egypte. Exodus 10,3-5: 3 Mozes en Aäron begaven zich naar Farao en zeiden tot hem: ‘Zo spreekt Jahwe, de God der Hebreeën: Hoe lang nog blijft gij weigeren u voor Mij te buigen? Laat mijn volk gaan om Mij te vereren. 4 Als ge weigert mijn volk te laten gaan, zal Ik morgen over uw grondgebied sprinkhanen laten komen. 5 Ze zullen de oppervlakte van het land zo dicht bedekken dat er geen land meer te zien is. Wat de hagel u heeft overgelaten, zullen zij verslinden; alle bomen buiten op het land zullen ze kaalvreten. Mozes en Aäron samen spreken opnieuw de woorden die Jahweh Mozes had ingegeven. Ze spreken over de God van de Hebreeuwen omdat het deze benadering van de Ene die farao begrijpt. De dwingende vraag van de Ene om zijn volk te laten gaan om Hem te vereren, wordt nog maar eens gesteld en bekrachtigd met een nieuwe grote dreiging. Farao buigt niet en geeft

Morgen zullen hier sprinkhanen komen

geen duimbreed toe, hoewel hij Mozes bij de hagelplaag toegaf dat hij niet in zijn recht stond en dat hij liet bidden tot Jahweh voor hem1. Farao krijgt deze keer van een geduldige Jahweh opnieuw tijd tot morgenvroeg2 om de zonen van Israël te laten gaan. Het is de bedoeling dat farao zijn koppigheid laat varen bij al die plagen en dat hij inziet dat zijn regime een andere wending moet nemen.
Sprinkhanen zullen massaal komen en het land helemaal bedekken en alles kaal vreten. De scheuten van de tarwe en het spelt, die de hagelstorm hadden overleefd, zullen nu geen kans hebben op te schieten en alle vruchten en bladeren zullen van de struiken en de bomen gevreten worden. Deze plaag wordt ook uitvergroot want sprinkhanenplagen komen niet zo heel vaak voor in Egypte en zeker niet op grote schaal zoals hier dat ze alle planten en bomen van het land zouden kaalvreten. Het bovennatuurlijke van de plaag wordt ook benadrukt door de bepaling van het moment wanneer dat zich zou voordoen. Plagen van sprinkhanen krijgen nu en dan3 een plaats in de Bijbelse verhalen en de diertjes hebben wel negen verschillende namen in die verhalen. Ze brengen telkens verschrikkelijke vernielingen aan de gewassen toe door hun onverzadigbare vraatzucht. Hier noemen ze “arbeh” en dat wijst hier via “rabah”, dat in overvloed brengen betekent, in de richting van de grote hoeveelheid van de sprinkhanen. In het volgende vers wordt dit bevestigd door te stellen dat ze de grond zo bedekken dat er geen grond meer te zien is. Wat er restte na de hagelplaag verklaart de schrijver, met enige kennis van de akkerbouw, zal nu allemaal opgevreten worden.

1 Exodus 9,27-28.
2 Exodus 9,5; Exodus 9,18.
3 Joël 1,4-7 met tweemaal “arbeh” en nog andere namen voor de sprinkhanen; Joël 2,3 en 25.