Het verhoren van het gebed van Mozes toont de inschikkelijkheid van de Ene.

Het is normaal dat Mozes zijn vertrouwen in farao verloren is na zijn ondervinding dat farao het niet erg nauw neemt met de belofte het volk van Israël te laten gaan1. Daarbij had Jahweh immers Mozes ook voor die harde houding van farao al lang geleden verwittigd2. Exodus 9,30-33: 30 En toch ben ik er van overtuigd dat u en uw hovelingen Jahwe God nog niet vreest.’ 31 Het vlas en de gerst waren verhageld, want de gerst stond al in de aar en het vlas bloeide. 32 De tarwe en de spelt waren niet verhageld, want die zijn later in het seizoen. 33 Mozes ging van Farao weg en begaf zich buiten de stad. Hij hief zijn handen op naar Jahwe, en de donder en de hagel hielden op, er stortte geen regen meer op de aarde. Mozes voelt aan dat er ook deze keer geen ontzag is maar enkel angst voor de Ene. Er was geen vertrouwen, geen aanhankelijkheid of gehoorzaamheid aan Jahweh. Daarom namen farao en zijn volgelingen hun verantwoordelijkheid niet op om te leven in een

Mozes wordt verhoord door Jahweh

rechtvaardige samenleving waar plaats is en waar mogelijkheden zijn voor iedereen. Het onrecht en de onderdrukking van het regime maakten geen plaats voor een vredevolle samenleving.
Toch mogen we begrijpen dat er toch enige mildheid schuil ging in die plaag die door de Ene uit de hemel gestuurd werd. Dit bewijst de graad van vernieling van de gewassen. De tarwe en de spelt die in grote mate dienden voor de betere kwaliteitsvoeding van de mensen had de hagel overleefd. Het vlas dat verbouwd werd om het mooie linnen voor de Egyptenaren te maken was echter vernietigd. Ook de gerst dat als veevoeder verwerkt werd of als platte koeken was vernietigd. Deze vaststelling wijst niet alleen op de goedheid van de Ene maar geeft ons ook enige informatie over de periode waarin de hagel viel. Vlas en gerst zijn rijp in februari terwijl de graan en spelt pas in maart in aren komen zodat ze nadien geoogst kunnen worden. Na deze twee verzen3 met bijkomende informatie gaat het verhaal verder.
Mozes ging weg uit het paleis van farao en gaat buiten de stad door de hagel om te bidden tot Jahweh. Hij heft zijn handen op naar Jahweh. Deze gebedshouding met de handen en de blik naar de hemel wordt in latere teksten4 ook beschreven en is een regelmatig voorkomende gebedshouding. De donder en de hagel hielden op. Waar aanvankelijk alleen met hagel gedreigd werd komt nu ook de donder regelmatig aan bod. De donder werd ook al eens de stem van de Ene genoemd5. Dit alles moet er op wijzen dat de hagel door God gestuurd werd. Dat ook de regen ophield bewijst dat het gebed van Mozes verhoord werd door de Ene en bewijst de ondergeschiktheid van de natuur aan zijn schepper.

1 Exodus 8,8; Exodus 8,27.
2 Exodus 3,19; Exodus 4,21;
3 Exodus 9, 31 en 32.
4 1 Koningen 8,54; 2 Kronieken 6,13; Ezra 9,5; Job 11,13; Psalm 88,9; Jesaja 1,15 …
5 Psalm 18,10-13; Psalm 29,3-9.