Hij is, is zijn wezen.

Mozes wil met zijn vraag duidelijkheid scheppen over wie het initiatief neemt om het volk van Israël te bevrijden uit Egypte. Exodus 3,14-15: 14 Toen sprak God tot Mozes: `Ik ben die is.’ En ook: `Dit moet gij de Israëlieten zeggen: Hij-is zendt mij tot u.’ 15 Bovendien zei God tot Mozes: `Dit moet ge de Israëlieten zeggen: Jahwe, de God van uw vaderen, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob, zendt mij tot u. Dit is mijn naam voor altijd. Zo moet men Mij aanspreken, alle geslachten door. God omschrijft zich aan Mozes als “hij die is”. De vraag “Wie ben je” antwoorden met “Ik ben” geeft Mozes evenveel informatie als al in zijn vraag zat. Wat we te weet komen is dat de Ene bestaat. Dit is ook alles. Verder blijft alles een mysterie en komen we met die naam niets te weet over de eigenschappen van de Ene. De mogelijke vertalingen van het Hebreeuws, “Ehyeh Asher Ehyeh”, geeft ons echter verschillende vertaalopties die alle afgeleid zijn van het basiswerkwoord “hayah” dat overeenkomt met bestaan in de tegenwoordige, de verleden en de toekomstige tijd. “Asher” kan een aanwijzend voornaamwoord, een bijwoord of een verwijzing zijn. Wie, wat, dat en wanneer, waar, hoe en omdat, voor zover en terwijl zijn een aantal van de mogelijke vertalingen. Enkele mogelijke interpretaties van deze Hebreeuwse uitdrukking zijn: Ik ben dat ik ben. Ik ben wie ik ben. Ik zal zijn wat ik zal zijn. Deze vertalingen verwijzen allen naar een permanent, een eeuwig bestaan en naar een voor Israël levend waarneembaar wezen en niet naar een abstract levenloos idee. De Ene had Mozes zijn aanwezigheid al beloofd in vers 12 met dezelfde “ehyeh” dat daar voor de eerste keer te lezen is in de Hebreeuwse Bijbel.

De zending van Mozes

“Hij-is”, een deel van “Ehyeh Asher Ehyeh” is echter de naam die Mozes moet gebruiken en hij moet zijn volk op de hoogte brengen dat hij door “Hij die is” gezonden is. Mozes moet zijn volk ook leren dat “Hij die is” vanaf nu de naam van de Ene is die zij en de omliggende volken algemeen kenden als de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob. Het gedachtenrijm tussen de God van de voorvaderen en “Hij die is” doet denken aan een Hebreeuwse poëtische manier van uitdrukken. We hebben hier inderdaad twee verschillende uitdrukkingen om de Ene te benoemen. Het zijn inderdaad twee namen om precies dezelfde god aan te duiden. Wat Mozes uitlegt aan het volk van Israël moet het volk, dat nu in Egypte onderdrukt wordt, overtuigen dat het de God van het verbond is, die hier aan het werk is doorheen Mozes. Het is die God die hen de belofte gaf een groot volk te worden dat in een beloofde land zou wonen.
Zij hadden hun bestaan maar ook hun levenszin te danken aan deze barmhartige God, die het Hebreeuwse volk tot nu met een bijzondere opdracht doorheen de wereldgeschiedenis had geloodst1. Als voorbeeldvolk moest het nageslacht van Abraham een zegen zijn voor alle mensen.
In een wereld, die gedomineerd werd door onrechtvaardige machthebbers, waren zij het uitverkoren volk dat het teken was dat er beter leven mogelijk was. Nadat Noah als verre voorvader van de Semieten de grote vloed2 overleefde die bedoeld was de reuzen van de wereld te vegen, kwam Abraham als eerste stamvader op tegen de overmacht van Kerdorlaomer3 en gaf de onderdrukte volken hun vrijheid en hun bezittingen terug.
Met dat doel kreeg het volk van de Ene, waarvan de belangrijkste eigenschap was dat hij er steeds was, de mogelijkheden zich telkens opnieuw te redden uit het kluwen van de machthebbers van de wereld. Daarvoor vroeg de Ene zijn volk te leven in broederlijkheid en rechtvaardigheid zoals het de besnedenen van hart betaamt.

1 Genesis 12,1-3.
2 Genesis 6.
3 Genesis 14.