Pest op komst over het vee van Egypte.

Er is voor farao geen reden meer om de tekenen in twijfel te trekken want vanaf de derde plaag hebben de Egyptische geleerden erkend dat de vinger van God iets met die plagen te maken had. Het waren alle vingerwijzingen die een betekenis hadden. Nu farao ook geen reden meer had om de tekenen af te doen als toverkunsten ondervond hij de noodzaak niet te zoeken naar de betekenis van die tekenen. Ook de macht van de Ene was hem geen zorg. De Ene had zopas ook tot de laatste kever weggehaald uit Egypte na het smeekgebed van Mozes. Farao had Mozes beloofd dat het volk van Israël buiten de grenzen van Egypte kon gaan offeren voor Jahweh. Maar farao komt zijn afspraak met Mozes niet na omdat hij een hard hart heeft. Exodus 9,1-3: 1 Toen sprak Jahwe tot Mozes: `Ga naar Farao en zeg hem:

Israël moet offeren voor Jahweh

Zo spreekt Jahwe, de God der Hebreeën: Laat mijn volk gaan om Mij te vereren. 2 Want als ge weigert hen te laten gaan en hen nog langer tegenhoudt, 3 dan slaat de hand van Jahwe uw vee dat buiten graast met een verschrikkelijke pest, de paarden en de ezels, de kamelen en de runderen, de schapen en de geiten. Mozes krijgt onmiddellijk, na de weigering van farao, nieuwe aanbevelingen van Jahweh. Mozes moet weer het woord voeren en farao zeggen wat Jahweh hem voorgezegd heeft. Deze keer laat de Ene zich Jahweh, de God van Hebreeuwen, noemen. Het bevel van Jahweh klinkt door de opeenvolgende kernachtige herhalingen alsmaar dwingender. Laat mijn volk gaan om mij te vereren! Duidelijker kan Mozes het ook niet zeggen. Om de eis opnieuw kracht bij te zetten, volgt er al onmiddellijk een nieuwe dreiging. Deze keer zullen de loslopende dieren van de veestapels getroffen worden door de pest. Over welke dieren het gaat wordt nauwkeurig beschreven. Het zijn de paarden, de ezels, de kamelen en de runderen maar ook de schapen en de geiten. Veel van dat vee was in eigendom van het hof1 dat zich op die manier verrijkt had door het innen van belastinggeld in natura. Ongetwijfeld waren ook de bekwame herders, de zonen van Jakob, en de Egyptische boeren het slachtoffer geweest van deze buitenmatige heffingen. De aantallen van de veestapel, dat in staatseigendom was, waren zo groot dat ze zelfs geen stallen hadden voor alle aangeslagen dieren. De zorg voor de dieren was minimaal geworden omdat er in de eerste plaats te veel dieren waren in eigendom van de staat en omdat de bekwame herders gedwongen werden tot slavenarbeid in de productie van stenen. De dieren raakten verwaarloosd en bleven onverzorgd achter in de open velden. Het Hebreeuwse “sadeh” is niet alleen het veld maar ook het wild. Dit laatste betekent dat de dieren niet verzorgd werden.
De Ene is hier blijkbaar de rechtvaardige rechter die het vee afneemt dat onrechtmatig van de Hebreeuwen werd afgenomen. Als God van de Hebreeuwen laat  Jahweh gerechtigheid geschieden in de ogen van de zonen van Israël. De hand van Jahweh slaat het vee en Aäron hoeft geen oordeel meer te vellen deze keer. De pest trof niet alleen de rijkdom van Egypte maar bezorgde ook in de landbouw en het transport veel problemen omdat ossen en ezels de pest niet zouden overleven. De handel met het buitenland werd door het aangekondigde verlies van kamelen op die manier ook ernstig geraakt en de militaire slagkracht die ze te danken hadden aan de wendbare paarden verminderde.

1 Genesis 47,6 en 17.

Plaats een reactie